Akademie Nieuws
Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Kunst
Daan van Golden: Heerenlux en helblauwe kiezels
Als klein jongetje wilde hij tuinman worden. “Vanwege de rust die een tuin uitstraalt, denk ik”, zegt Daan van Golden met de vriendelijke bedachtzaamheid die hem eigen blijkt te zijn.
Rust en vrijheid, die begrippen duiken telkens op: het is waar het Van Golden om begonnen is. Het is ook de sfeer die je proeft in zijn atelier in Schiedam, waar hij een middag lang hoffelijk thee in Turkse glaasjes schenkt, over zijn leven vertelt en vooral veel laat zien. Schilderijen, catalogi, tijdschriften, een diaserie, hij heeft alles bij de hand daar op de ruime zolderetage van het oude schoolgebouw, waarvan de ingang zich in een romantisch aandoende binnentuin bevindt.
Dat laatste tot genoegen van Van Golden, want zijn tuinenvoorliefde heeft hij behouden. Hij weet ook nog hoe het begon, in zijn geboorteplaats Rotterdam: “Ik ben opgegroeid in Katendrecht, in de hoerenbuurt. Er was daar maar een huis gebombardeerd, en als je over een houten omheining keek, kon je dat zien. Ik herinner me de kastanje die daar groeide. Groeien vind ik mooi, nog steeds. Er is hier in Schiedam laatst een beuk naast de kerk gezet. Die zou ik graag heel groot zien worden.”
weeshuis
Daan van Golden is 68, maar hij heeft iets jongensachtig leeftijdloos. Zijn jeugd zou je schilderachtig kunnen noemen, of hard. “Mijn vader was straatzanger”, vertelt hij. “Mijn ouders gingen scheiden toen ik vier was. Het was een gezin met drie kinderen, en mijn moeder was nog heel jong – ze is maar 38 geworden. Met mijn broertje ben ik toen een tijd in het weeshuis terechtgekomen. Nee, daar heb ik geen heel nare herinneringen aan, behalve dan aan de andijvie die we daar aten. Later woonden we met mijn stiefvader die een café had. Die zag niets in mijn idee om tuinman te worden. Je ging toen naar de ambachtsschool.”
Dus werd het de ambachtsschool, een katholieke. Van Golden: “Ik haalde hoge cijfers voor technische tekeningen, en een pater Jezuïet daar had dat gehoord. Toen werd ik uitgenodigd naar zijn atelier te komen. Hij woonde aan een mooie singel. Ik weet nog goed dat ik er voor het eerst kwam. Je moest met een veerbootje over de Maas. Mijn hele leven al is het oversteken van een rivier een symbool, waarvan ik de betekenis overigens niet weet. In het huis had je lambrizeringen van marmer, en daarboven waren de wanden beschilderd. Dertien, veertien was ik. Ik kwam er alleen, en dat is heel lang doorgegaan.”
De pater in kwestie schilderde, dichtte en componeerde zelf. Hij gaf Van Golden, die op zijn dertiende in de fabriek ging werken, een schilderopleiding. “Ik leerde gouaches maken. Eerst schilderen naar een voorbeeld, uit de Katholieke Illustratie, vervolgens naar het leven. Op de Rotterdamse avondacademie voor beeldende kunsten die ik later deed, had je geen daglicht. Daar werd niet geschilderd. Anatomie, kunstgeschiedenis, tekenen, dat leerde ik er wel. Na de academie ging ik als etaleur solliciteren.”
“Ik kwam terecht bij de Bijenkorf, waar ik zes, zeven jaar gewerkt heb. In die tijd heb ik niet geschilderd, maar het heeft heel veel zin gehad. Ik leerde er met ruimte omgaan. En naar stoffen kijken. Dan werd ik naar de afdeling gestuurd om sjaaltjes en accessoires te halen. Ik heb het er erg naar mijn zin gehad. Ze waren heel aardig bij de Bijenkorf. Ik kreeg bijvoorbeeld betaald verlof om met de scooter naar Istanbul te gaan.”
‘zakdoeken’
Reizen, liefst ver, liefst lang. Het is vanaf dat moment een onlosmakelijk deel van Van Goldens leven. Hij bleef tussendoor nog een tijd freelance als etaleur werken, maar geleidelijk aan ging hij steeds meer schilderen. “Het is heel organisch gegaan”, zegt hij over de overgang naar een bestaan als beeldend kunstenaar – en reiziger. Aan het begin van de jaren zestig maakte Van Golden grote composities, abstract expressionistische gouaches en schilderijen in zwart en wit. De BKR, de toenmalige overheidssubsidie voor kunstenaars in ruil voor werk dat ze maakten, stelde hem lang in staat te werken en reizen, maar geld verdienen – voor hem nog steeds alleen een middel om rust en vrijheid te verwerven – deed hij in de loop van de tijd op allerlei manieren.
Met borden wassen en sinaasappels sorteren in Stockholm bijvoorbeeld. “In zes weken 1800 gulden verdiend”, zegt hij met een stem waarin nog steeds ontzag voor dat bedrag doorklinkt. Dat was in 1962. Hij had op dat moment al door Spanje, Marokko, de Verenigde Staten en Mexico getrokken, en ook ergens rond die tijd woonde Van Golden, samen met zijn vriendin Willy van Rooy, een paar maanden in Parijs.
Daar maakte hij onder meer een straattekening als hommage aan de door hem bewonderde en toen pas overleden ‘conceptuele’ kunstschilderYves Klein. Niet lang daarna begonnen de twee aan een reis die drie jaar zou duren. Via onder meer Iran, Oost-Pakistan, Birma en Hong Kong trokken ze naar Japan.
Van Golden vertelt er met smaak over, of het nog maar pas geleden is. “Om geld te verdienen ging ik figureren in Japanse films. Ik leerde ook Japans, en ik gaf Engelse les.” En er vond een omslag in zijn werk plaats. “Ik wist niet wat ik moest schilderen”, zegt hij erover.
Dus ging hij naschilderen. Heel precies, in lak. Ruitjespatronen, bloemmotieven van zakdoeken, van pakpapier, van een gordijn, een lap stof, wat hij maar tegenkwam. Zo’n twintig doeken maakte hij in Tokyo, die bekend werden onder de verzamelnaam ‘zakdoeken’.
Hij heeft er zelf nog één, die hij erbij haalt. Een geel ruitjespatroon. Hij wijst op het Japanse linnen, dat wat pukkeliger en dunner is dan Nederlands linnen, op de speciale Japanse lak, die hem nog jaren na werd gestuurd door een vriend, op het reliëf van de uiterst fijne, over elkaar heenliggende lijntjes: “Na een zo’n lijntje moet je zes uur wachten voor je verder kunt. Het moet ook plat op tafel liggen, anders loopt het uit.” Het patroon loopt door tot en met de zijkanten van het paneel waarop het linnen gelijmd is.
bedelen
Ambachtelijkheid, oog voor detail en compositie, en het vermogen dingen te zien die een ander niet ziet. Dat zijn de elementen die als een rode draad door Van Goldens kunstenaarschap zijn blijven lopen. “Je moet iets vinden dat je interessant vindt”, legt hij uit. “En dat dan vertalen. Een voorbeeld wordt verf, wordt een schilderij, en daardoor is het bijvoorbeeld die zakdoek niet meer.” Een paar keer zegt hij dat het bezig zijn aan een schilderij leuk werk is, meditatieve arbeid, waar hij van geniet. “Niet meer hoeven te zoeken naar iets, iets moois uitvoeren. Als je dat goed doet, als je in the mood bent dan wordt het iets bijzonders”, zegt hij, en: “Wat je kiest, straalt de concentratie uit die je erin stopt.”
Onder de titel Patterns werden de ‘zakdoeken’ in 1964 tentoongesteld in de Tokyose galerie Naiqua. Van Golden: “Het was een mooie tentoonstelling, waar niks verkocht werd. Voor de terugtocht had ik een budget nodig. Toen ben ik gaan bedelen, in Osaka, de bankierscity. Vrienden hadden een bord voor me gemaakt, met een molen, een boertje, een bloemetje. En een tekst in het Japans waarin werd verteld waar het voor was. Ik had 1800 gulden nodig om kisten te laten maken en de schilderijen naar Nederland te laten verschepen. Dan ging ik zitten bij het centraal station, met dat bord. Het geld stroomde binnen. In drie, vier dagen had ik het bij elkaar. Mensen kwamen ook met allemaal kleine, prachtig ingepakte cadeautjes. En een half jaar nadat we vertrokken waren, kwamen de kisten aan in Nederland. Geweldig was dat.”
Eentje bleef er achter: Van Golden schonk het de Tokyose galerie. Dit jaar dook er een ‘zakdoek’ afkomstig uit galerie Naiqua op bij Sotheby’s. Dat is vast die die ik toen daar heb gelaten, dacht Van Golden. Maar na afloop van de veiling bleek het toch om een indertijd naar Nederland verscheept doek te gaan, dat hij eind jaren zestig voor vijfhonderd gulden had verkocht, en dat daarna enige omzwervingen maakte. Bij Sotheby’s schatten ze de veilingopbrengst van tevoren op 20 à 25.000 euro. Het werden er 146.400, een absoluut record voor Van Golden, die dat wel mooi vindt, maar ook “een beetje onzin”. Hij houdt niet erg van de kunstmarkt, en citeert graag Adriaan Roland Holst met diens ‘De kunst is geen wedstrijd’.
loner
“Ik doe ook nooit mijn best om in het buitenland te exposeren”, zegt hij. Wat niet wegneemt dat zijn werk daar regelmatig te zien is geweest, van Genève, Parijs en Göteborg tot New Delhi, maar bijvoorbeeld ook op de vierde Documenta in Kassel (in 1968), en tijdens de Biënnale van Venetië in 1999. Pakweg om de tien jaar is er een overzichtstentoonstelling: in het Rotterdamse Boymans-van Beuningen in 1982, in het Stedelijk Museum in Amsterdam in 1991, in het Haags Gemeentemuseum in 2001. Toch is Van Golden ondanks al die klinkende namen niet echt wereldberoemd, zelfs niet in Nederland.
Deels zal dat komen omdat hij liever de niet vast te pinnen loner blijft, die benieuwd is wat er allemaal nog komt, en opgewekt zegt dat hij vast nog eens een heel ander beroep gaat kiezen.
“Vrij veel kunstenaars durven niet te veranderen”, zegt hij. Van Golden is zijn eigen man, die zich intussen erg bewust is van het feit dat er grote voorgangers zijn. Hij zegt: “Als je het over stijl hebt, dan denk ik aan echte schilders als Rembrandt, Renoir, Matisse, die zich hun hele leven in een stijl verder bekwaamden, bij die ene leest bleven. Dat is bij mij niet het geval.”
Van Goldens kunstenaarschap is inderdaad heel breed. Want hij schildert niet alleen heel verschillende dingen (van een indrukwekkende gouden Boeddha tot een bewerking van een foto van Mick Jagger), hij maakt ook collages of ready-made-achtige werken (een ingelijste Japanse lp-hoes van The Beatles), hij fotografeert, en doet dingen ‘in situ’, ter plekke. Zo inspireerde het rivierengebied Agua Azul in Mexico dat hij uit het vliegtuig gezien en gefotografeerd had, hem zeven jaar later (in 1987) om de paden in de Amsterdamse Hortus Botanicus te bedekken met diep-helblauwe kiezelstenen.
taaie verf
En toch loopt er ook een rechtstreekse lijn van de Japanse zakdoeken naar de ‘Heerenlux’-serie waaraan hij met tussenpozen al zo’n dozijn jaren werkt. De schilderijen – in formaten die uiteenlopen van 2 meter bij 1 meter 35, tot 30 bij 25 centimeter – danken hun naam aan het merk verf. “Die vond ik bij een glassnijder. Het is taaie verf. Dat bestaat niet meer, door al die reguleringen gaat de kwaliteit achteruit”, moppert Van Golden.
Het is een mooi, diep, en toch fel rood. De patronen komen van een oorspronkelijk zwart-witte lap, en Van Golden haalt er telkens iets anders uit, zoemt in, blaast op, herhaalt. In het kleine schilderijtje dat in zijn atelier op een ezel staat, ziet hij een Creoolse danseres. Van een willekeurig patroon iets figuratiefs maken, gewoon door het te zien en vervolgens te schilderen, deed hij eerder, met druipsels van action-painter Pollock, die bij nader inzien beesten of gezichten blijken te bevatten.
Eind vorig jaar had Van Golden na tien jaar opnieuw een ‘Heerenlux’-tentoonstelling in de Antwerpse galerie van Micheline Szwajcer, waar hij graag exposeert. Een detail uit de serie van 1993 (“Vier schilderijen die exact hetzelfde waren”) was nu in drie identieke, grote schilderijen te zien. Een ander fragment schilderde hij in drie groottes. “En ik heb het allemaal in viervoud gemaakt”, vertelt hij. “Als ik dat oermotief blijf opblazen wordt het op den duur wit. Als ik het zou comprimeren eindig je bij zwart.”
Dat zijn productie niet heel hoog ligt, is begrijpelijk. Veel van wat hij maakt is geweldig bewerkelijk, en het minutieuze kopiëren kan ook misgaan, waarna hij weer opnieuw moet beginnen. “Met die vier grote zijn gelukkig geen ongelukken gebeurd”, zegt hij, met nog steeds iets van opluchting. Ze kostten hem desalniettemin een jaar.
Maar ook het inrichten van een tentoonstelling vergt meestal veel tijd. Van Golden wikt en weegt over de opstelling, die dan vervolgens een kunstwerk op zichzelf vormt. Hij legt uit waarom goed ‘schikken’ zo belangrijk is, haalt er een paar catalogi bij en laat zien hoe werk weg kan vallen als het tegenover het verkeerde wordt gezet, of juist tot zijn recht kan komen. Hij windt zich op over de slechte drukkwaliteit in een boek, waardoor elke diepte uit een van zijn ‘zakdoeken’ verdwenen is, wijst in een ander boek aan hoe het ook kan. Ook met publicaties bemoeit hij zich als het even kan intensief, om te zorgen dat het goed wordt. “Editen is belangrijk”, zegt hij.
dressboy
Intussen blijft het zaak tijd vrij te houden voor reizen. Want dat is nooit opgehouden. Na Japan werd het Barcelona, toen Londen. Inmiddels was Van Golden ook gaan fotograferen, en legde hij onder meer zijn vriendin vast, die aan een carrière als model werkte. Daarvoor had hij als dress-boy nog mét haar in het typische jaren-zestig-blad TIQ geposeerd.
Van Golden: “Ik maakte een paar foto’s op ansichtkaartenformaat van haar, die ze naar Helmut Newton stuurde.” Die bevielen de dit jaar overleden wereldberoemde fotograaf. “Het ging heel goed. De eerste de beste keer dat ze voor hem werkte, nam hij haar mee naar de wereldtentoonstelling in Montreal. Een paar maanden later waren ze in Marokko. Daar ontmoette ze een Spaanse figurant, tien jaar jonger dan zij. Toen was het amore. Ze is nog steeds met hem. Ik was er erg verdrietig van.”
Willy van Rooy duikt een paar keer op in het gesprek. Van Golden laat een map met schetsen en tekeningen van haar hand zien, enthousiast haar talent becommentariërend. Ze heeft nooit meer contact gezocht. Misschien, oppert Van Golden, omdat hij indertijd toen hij wat spulletjes van haar opstuurde die verpakte in een levensgrote foto van hemzelf.
het grote geluk
Maar zijn volgende liefde, Marian, noemt Van Golden “een wonder”, die hem op zijn 42ste bovendien “het grote geluk” van zijn leven schonk: zijn dochter Diana. Youth is an Art heette de zeer pakkende tentoonstelling en het boek dat hij maakte van de eerste achttien jaar van haar leven. “Met een paar foto’s per jaar wilde ik het verstrijken van de tijd visualiseren”, zegt hij eenvoudig. En die tijd werd op vele plaatsen in de wereld doorgebracht. Diana ging gewoon mee op reis. Naar Centraal-Amerika, en naar India bijvoorbeeld (“India is mijn land”), opdrachten over Ghandi mee van de vrije school. De achtergronden (een badgelegenheid in Agadir), de lokale kleding, ze geven de serie iets van het verhaal van een sprookjesprinses. Nu is ze groot, en heeft haar vader haar gevraagd voor een keer de rollen om te draaien. Bij dit interview ziet u daarom een portret van Daan van Golden van de hand van Diana van Golden.
Noot: Voor een versie met foto’s en werk zie hier de pdf van Akademie Nieuws.