Peptalks.nl
(rubriek: Deze week)
Deze week
Blinde paniek
Dat het zo ontzettend om licht draait, ik zweer dat ik het niet wist. Ik dacht dat het allemaal een kwestie was van lettergrootte. Met het klimmen der jaren worden hele kleine lettertjes onleesbaar, meende ik. En daarna de ietsje grotere, en dan de ‘gewone’.
Maar wat blijkt? Zodra het licht een beetje minder helder is, beginnen de randjes van letters van allerlei groottes domweg te verkruimelen. Naarmate het duisterder wordt, veranderen ze langzaam maar onontkoombaar in een grijze brij waarin geen woord meer te herkennen valt. Waarom heeft nooit iemand me verteld dat dat me stond te gebeuren?
Eigenlijk vind ik het niet te geloven: lekker in het zonnetje kan ik prima de krant lezen. Gestoken scherpe letters. Maar hoe ik ook mijn best doe, ’s avonds onder een lamp lukt het me niet meer.
Onbegrijpelijk. En ik heb toch veel ervaring met slecht zien. Vanaf mijn negende een bril, ik weet eigenlijk niet beter. De verte was altijd wat vaag. Nu ja, dat was dan zo. Een bril en vanaf mijn zestiende lenzen losten het op. Bij elke lichtsterkte. Dat was geen punt, had er niets mee te maken.
Dichtbij kon ik wel alles haarscherp waarnemen. Troost en geruststelling vond ik daarom altijd in het feit dat ik desgewenst overal met m’n neus bovenop kon gaan hangen. Lenzenloos de straat oversteken was dan wel eng, heel dichtbij was alles zichtbaar en dus veilig.
Niet meer dus. Ik ben driftig op weg ook zo iemand te worden die voortdurend op meewarigheid van de jonkies mag rekenen. Steeds vaker moet ook ik half geïrriteerd in mijn tas grabbelen naar de leesbril.
Hoe vaak heb ik stiekem iets triomfantelijks onderdrukt als ik dat anderen zag doen? Nu heb ik soms last van blinde paniek. Omdat ik zonder hulpmiddelen écht hulpeloos ben. Aldoor. Ik word, hoe ik het ook draai of keer, blinder en blinder.
Het is al een tijd gaande natuurlijk. Ik kon me ook voorbereiden, want ik zag de laatste jaren massa’s generatiegenoten turen, hoorde ze soms zachtjes foeteren. En een volgende keer waren ze dan overstag gegaan, en hadden een leesbrilletje aangeschaft.
Maar waarom vertelden ze me er zo weinig over? Misschien had ik dan de eerste tekenen beter kunnen duiden. Hoe vaak heb ik de afgelopen tijd niet gedacht dat mijn lenzen ’s avonds een beetje besloegen ofzo? Dat ik daarom wat er op mijn beeldscherm stond niet zo goed zag?
Ook zo stom: ik heb een leesbril altijd alleen met lezen geassocieerd. Me niet gerealiseerd dat je alles wat dichtbij is niet goed meer ziet als je dichtbij niet goed meer ziet. Inmiddels begrijp ik waarom de voegen tussen de tegeltjes op de wc zo vaag geworden zijn, en waarom de ui die ik sta te snijden in de beginnende schemering er uit ziet alsof ik mijn lenzen niet in heb.
Verwarrend is het intussen nog steeds, en vermoeiend. Vooral op al die vele momenten dat ik me door de verhouding licht en afstand op het randje bevind van net-wel-een-bril-nodig-hebben en net-niet.
Maar dat op de wip zitten zal vanzelf wel overgaan – als mijn ogen vrolijk verder achteruit denderen.