Akademie Nieuws
Belletjes, mobiele medicijnen en de macht van het vergoedingssysteem
Hele kleine belletjes. Dr.ir. Nico de Jong sprak er met grote passie over in 1997 (Akademie Nieuws 41). Spuit iemand minuscule luchtbelletjes in, en je kunt ze op een echo volgen, en zo allerlei dingen in het lichaam zien. Varieer je het ultrageluid waarmee echo’s worden gemaakt, dan heeft dat effect op de vorm van de belletjes, en daarmee weer op het beeld dat eruit komt.
Het is met andere woorden een in principe simpel, goedkoop en flexibel contrastmiddel. Maar De Jong, een ware pionier op dit gebied, zag nog veel meer in het verschiet voor zijn belletjes. Ze zouden ook wel eens perfecte leveranciers van medicijnen kunnen worden, die hun ‘lading’ pas daar waar ze nodig waren (bijvoorbeeld bij een tumor) los zouden laten.
Hebben de bellletjes inmiddels de voorspelde hoge vlucht genomen? De Jong – nog steeds onderzoeker bij het Rotterdamse Thoraxcentrum, maar inmiddels ook deeltijdhoogleraar ‘Medisch ultrageluid en therapie’ in Twente – klinkt in elk geval nog altijd enthousiast: ‘Wat betreft de luchtbelletjes als medicijnenleverancier zijn we in de dierproeffase. En dat werkt. Wetenschappelijk gezien zijn er grote stappen gemaakt, al is het niet zo hard gegaan als ik indertijd dacht. Op dit moment worden er wereldwijd maar zo’n miljoen potjes met belletjes per jaar verkocht. Dat is niet veel.’
‘Bij mensen worden de bellen op het moment eigenlijk alleen diagnostisch gebruikt voor radiologie en prostaatkanker. Dat ze het bij cardiologie niet vaker inzetten, heeft te maken met het vergoedingssysteem: er is geen budget per patiënt, maar per procedure. Ik verwacht dat dat wel gaat veranderen, en als de patiënt het uitgangspunt is, vliegt het gebruik van belletjes omhoog, want het is heel goedkoop.’
Veel draait om geld: ‘Als je belletjes met een medicijn erin wilt maken kost dat vijfhonderd miljoen dollar en acht tot tien jaar.’ Iets dichterbij is het inspuiten van bestaande medicijnen tegelijk met belletjes. De Jong: ‘Dat heet co-injection. Bellen die vlakbij het medicijn zitten stimuleren de opname omdat ze vibreren. Het verhoogt dus de effectiviteit, en dit zie ik wel binnen vijf jaar op de markt komen.’
‘En sinds een jaar of vijf ontwikkelen we wat molecular imaging heet: we maken de bellen zo dat ze kunnen binden aan bepaalde ziekteprocessen. Met behulp van ultrageluid kunnen we dan de moleculen in beeld brengen van bijvoorbeeld een specifiek eiwit dat bij kanker tot expressie komt. Dat kan je iets vertellen over het succes van een therapie. Daarmee zitten we ook op dierproefniveau.’
Trots voegt De Jong nog toe: ‘We hebben in de tussentijd wel, samen met de Universiteit van Twente, een camera ontwikkeld die uniek in de wereld is. Die kan 25 miljoen beelden per seconde maken. Hij heeft anderhalf miljoen gekost, maar je kunt er die snelle belletjes veel beter mee vastleggen.’