door Liesbeth Koenen ©
11-11-1993
NRC Handelsblad

Rob Rentenaar:

Alles kan een naam worden

Misschien dat Max Pam vandaag zijn eerste glimlachje produceert, want hij is nu precies zes weken oud. Trouwe Achterpaginalezers zal dat verbazen, die kennen Max Pam al jaren als columnist, maar zijn geboorte werd onlangs echt in deze krant aangekondigd. Dat wil zeggen: Max en Pam waren zijn voornamen. De advertentie deed daarom vermoeden dat het hier ouders betrof met een stevige dosis schrijfverwachtingen voor hun zoon. Die magie schijnt soms nog te werken ook. In de jaren vijftig werd er een onderzoek gedaan bij de Ashanti in Afrika, die hun kinderen altijd de naam van de dag gaven waarop ze geboren waren. Bij de namen hoorde in het geval van de jongens ook een bepaald karakter, en vooral voor de Maandagen (Kwadwo’s) en de Woensdagen (Kwaku’s) bleek dat erg goed uit te komen: iemand die ze in de klas bestudeerde moest concluderen dat de Maandagen zich inderdaad stukken rustiger en vrediger gedroegen dan de Woensdagen die heetgebakerd en agressief heetten te zijn (het verhaal is te vinden in het aardige boekje Zogenaamd zogeheten van Renee Damstra).
De naamkundige dr. Rob Rentenaar (55) is helemaal niet verbaasd over de Afrikaanse Weekdagen die zo overtuigend aan de verwachtingspatronen voldoen. “Het lukt toch ook al heel lang om jongetjes tot jongetjes en meisjes tot meisjes te socialiseren?”, zegt hij opgewekt. Rentenaar, werkzaam bij het P.J. Meertens Instituut in Amsterdam, houdt aanstaande zaterdag de eerste lezing op het Onze Taal-congres in Utrecht dat dit jaar geheel aan ‘namen’ gewijd is. Namen zijn duidelijk Rentenaars lust en leven, die van plaatsen, streken, wijken, stukken grond en straten in het bijzonder. Het gesprek over al die dingen is nauwelijks een kop koffie ver of Max Pam komt de gelegenheid waar we zitten binnenwandelen. Hij helpt ons uit de droom: de kleine Max Pam heet bij toeval zo, bleek toen de grote – die met overgave naamgenoten verzamelt – zijn ouders opbelde.
Onmiddellijk ontspint zich een discussie over het mannelijkheidsgehalte van de naam Pam. Is dat niet meer een meisjesnaam? Rentenaar: “We hebben inderdaad zeer uitgesproken normen voor wat jongens- en meisjesnamen zijn, de taalgebruiker is daar keihard in, maar als je probeert vast te stellen waar het verschil hem in zit, dan kom je daar niet uit. Er zijn wel wat systeempjes aan te wijzen: verkleiningen zijn vaak meisjesnamen, Jannetje of Jannie bijvoorbeeld, maar daar staat dan weer het Friese Rientje tegenover. Die namenvoorraad hoort bij onze woordenschat, die nemen we gewoon mee terwijl we onze moedertaal leren. Met buitenlandse namen gaat het ook vaak fout. Ik schreef een keer een brief aan een collega in Noorwegen die Inge heette van voren. Ik had er ‘mevrouw’ boven gezet, en toen kwam er een keurige brief terug van een meneer die het misverstand even rechtzette. En inderdaad, alle Italiaanse Andrea’s zijn mannen.”
Bij namen denk je vaak in eerste instantie aan namen voor baby’s, maar er valt veel meer te benoemen. Rentenaar: “Dat je een stoel een ‘stoel’ noemt hoort daar niet bij, want dan gaat het om een klasse voorwerpen. Namen geef je individueel, maar je kunt wel zo ongeveer alles een naam geven. Niet alleen huisdieren, maar ook je auto en je huis bijvoorbeeld. Alles kan ook een naam worden, je kunt heel gemakkelijk van de ene woordklasse naar de andere. Je hebt bijvoorbeeld de plaatsjes Kijkoverdedijk en Nummero Een. Een imperatief en een telwoord die een naam zijn geworden. Andersom kan een naam van een persoon een soortnaam worden. Dat is al zo oud als de wereld. Vroeger had je al een Croesus voor iemand die heel rijk is, nu heb je misschien een J.R.. Overigens heb je in de Wieringermeer al een een boerderij die Southfork heet, net als de ranch in Dallas. En er is ook een Ponderosa, dat komt uit Bonanza. Dat zie ik allemaal als ik rondfiets. Ik fiets heel veel, en altijd en overal let ik op namen.”
Het zijn de culturele en historische kanten van namen die Rentenaar zo boeien. “Ze kunnen zoveel zeggen over de maatschappij, en over het verleden”, zegt hij. “Om te beginnen zit er het oudste bekende Nederlands tussen. Ze hebben het wel altijd over dat zinnetje van olla vogala, maar in veel oudere Latijnse en andere teksten staan de namen er altijd in zoals ze waren. Vaak zeggen plaatsnamen iets over de nederzettingen, en er zijn ook regionale verschillen. Zo zijn plaatsnamen die eindigen op -rade typisch Limburgs, en in het Hollands-Utrechtse middengebied zie je veel namen op -koop. Dat was vroeger een groot veengebied, waarvan de graven van Holland en de bisschop van Utrecht dan stukken verkochten. Boskoop werd gekocht door een meneer Bukke, volksetymologie heeft daar Boskoop van gemaakt. In de vroege Middeleeuwen ontstonden al die plaatsen die op -heim en -hem en -em en -um eindigen: dat betekende nederzetting. De beheersing van het water zie je natuurlijk ook terug: al die dammen en sluizen, daar ontstonden vaak ook nederzettingen. De dam die de bewoners van het gebied dat Amstel heette hebben aangelegd, de Amstelredam, leverde Amsterdam op.”
Het komt er volgens Rentenaar op neer dat je elke vernieuwing of maatschappelijke verandering kunt teruglezen uit namen. “Het zijn gidsfossielen”, vat hij het samen. “Als je bijvoorbeeld kijkt naar persoonsnamen, dan zie je dat in de Middeleeuwen de heiligennamen echt beginnen door te dringen, terwijl het christendom al sinds pakweg 800 was ingevoerd. Dat duidt op een verandering van mentaliteit. In de zeventiende en achttiende eeuw zie je Franse invloed terug in de persoonsnamen, en nu zijn er Amerikaanse invloeden. Het gaat om diffuse dingen, het zijn wat lijnen waarlangs vernieuwingen binnenkomen.”
Ook het wereldgebeuren vindt zijn weerslag in de naamgeving. “Dat laat ook iets zien van de opvattingen”, zegt Rentenaar. “Al die Lombokken bijvoorbeeld. Dat is nu honderd jaar geleden, maar het heeft kennelijk grote indruk gemaakt. Zo zijn er ook tientallen wijken die Korea zijn gaan heten tijdens de Koreaanse oorlog. Dat was altijd negatief bedoeld: het ging om buurten waar anderen – die die naam ook gaven – het maar een rotzooitje vonden. En het gekke is dat er nooit een Vietnam gekomen is. Dat zag men op de televisie, dat was te dichtbij blijkbaar. Ik verwacht ook geen ‘Joegoslavië’ binnenkort.”
Straatnamen zijn pas echte politieke barometers, stelt Rentenaar. “Ik zit in de straatnamencommissie van Amsterdam, en dat is echt het leukste klusje dat ik heb”, verkneukelt hij zich, “daar beïnvloed ik het bronnenmateriaal van mijn opvolgers. Er zitten hele gekke, praktische kanten aan dat werk. Als je naar iemand, bijvoorbeeld een verzetsheld, een straat wilt vernoemen, dan kan dat alleen als er niet al een straat is die zo heet. We hebben daardoor wel teleurgestelde brieven van kinderen gekregen: waarom krijgt die of die wel een straat, maar onze vader niet? Namen moeten ook uitspreekbaar zijn, en er zit ook altijd een gevaarlijke kant aan. Na de Boerenoorlog, vooral na het bezoek van Kruger aan Nederland zag je zo rond 1903 allemaal namen uit die oorlog opduiken. Tegenwoordig kijken we iets anders tegen Zuid-Afrika aan.”
“Zo heb ik tegengehouden dat er in de Bijlmer allerlei straten vernoemd werden naar Zuidamerikaanse verzetshelden. Die hebben misschien veel moois gedaan tegen de Spanjaarden, maar onder de lokale Indiaanse bevolking hebben ze de verschrikkelijkste dingen aangericht. Veel gemeenten willen ook nooit straten naar levende personen vernoemen. Sommigen doen het toch, zodat je nu het Joop Zoetemelkpad hebt, en er is ook een Winnie en Nelson Mandelastraat. Pijnlijk, nu ze gescheiden zijn en met al die processen tegen Winnie.”
“Straatnamen gaan in golven. Rond 1875 kreeg je overal Eikenlanen, Beukenlanen enzovoort, aan het begin van de eeuw, na 1910 kwamen de bloemen in opmars. Vernoemingen naar het koningshuis zijn er pas sinds Emma, Willem III was natuurlijk helemaal niet populair. De mode om niks meer een ‘straat’ of ‘laan’ te noemen is weer over. Maar je hebt heel wat wijken met ‘Atlasvlinders’,’Bakstenen’ en ‘Boekkdrukken’ . De projectontwikkelaar als taalproducent moet je niet onderschatten. Al die semi-ouderwetse dingen op -steyn bijvoorbeeld, en tegenwoordig vliegen de ‘Plaza’s’ je om de oren. Wat wij doen? Inhaalmanoeuvres: meer vrouwen, meer mensen uit de derde wereld. Ook dat is weer een afspiegeling van de tegenwoordige politieke houding. Maar we adviseren alleen, de wethouder beslist. Daarom heb je nu bij het Kleine-Gartmanplantsoen het Max Euweplein gekregen. Het ging om een gevangenis die omgebouwd werd tot casino. Daarvoor hadden wij het Fortunaplein bedacht. Jammer dat het dat niet geworden is.”
Ook aan straatnamen wordt zaterdag een aparte lezing gewijd, evenals aan merknamen en persoonsnamen. Wie speciaal in dat laatste geïnteresseerd is zal voortaan zijn hart kunnen ophalen. Tijdens het congres zal voor het eerst het boek Voor- en familienamen in Nederland. Geschiedenis, verspreiding, vorm en gebruik van dr. R.A. Ebeling verkrijgbaar zijn. Het wordt uitgegeven door het Centraal Bureau voor Genealogie en het is zoals de titel al doet vermoeden een dikke pil van het type ‘zeer gedegen’: eerder een naslagwerk dan een prettig leesboek. In elk geval valt er uit op te maken dat het met die snel wisselende modes in voornamen soms wel meevalt. Volgens de laatste NIPO-enquête staat Anna tegenwoordig bovenaan bij de meisjes, maar Anna staat al eeuwenlang in de top tien. Hedendaagse hitlijstaanvoerder Stefan is nog niet zo lang een succes. Hij en de Michaellen, Bassen en Danny’s hebben eindelijk de onbetwiste winnaar van vele honderden jaren verjaagd: Jan is uit de topparade verdwenen. Voor het moment althans.